Gedicht
De tijd van nu
Het verleden ligt gelaten
Achter mij zonder twijfel
De toekomst is nog maar kort
De dag lijkt soms zo lang
Ik word niet vergeten
De zorg om mij is groot
Voel me gedragen
Voor wie ik was en nog kan zijn
Ik vind het licht
In mensen en daden
Voel mij geborgen in zijn woord
En leef in de tijd van nu.
Een land vol liefde
Tot hij het hok zag
toen was hij verkocht.
Wat een ruimte, wat een mogelijkheden.
Daar leg ik mijn bidmat neer,
daar zet ik de eettafel.
Een tafel van formaat
met zestien stoelen.
Gedekt met grote schalen.
Met mezze, fatoush, kubesh en baklava,
met shish en een glas al shark.
Maak me niet wakker,
laat mij mijn droom leven.
Ik wil leven in dit land,
wonen en werken in dit hok
en zitten naast mijn vrouw
en mijn vrouw naast mij.
Samen delen we dit geluk
in dit land vol liefde.
Een leven lang.
Alle regels aan mijn laars
Als de regen valt
Is het weer zover
Dan kan ik het niet laten
En ben ik niet te kerenwater
Dan moet ik de straat op
Met schoenen of met niks
Dan lap ik stampend door de plassen
Alle regels aan mijn laars
Met veel gespat
Maak ik alles nat
Geniet ik van mijn spetterdaad
En ben even baas van de natte straat.
Veerkrachtig als een seizoen
doe wat je kan
met je hart
met je hoofd
met hart & ziel
doelgericht
veerkrachtig als een seizoen
Waar jij mij vindt
Mijn ballade met de beginregel ‘Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water’.
Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
en laafde mij aan aandacht en vluchtige zelfzucht.
Mijn tijd bestond uitsluitend uit later.
Verzeilde meermalen in een absurde klucht.
Voor terugkijken was ik dubbel beducht.
Ik ben altijd elders dan jij mij vindt,
immer opzoek naar het innerlijke kind.
De ruimte die ik inneem is hoog ommuurd
maar daarbuiten acteer ik met glans een rol,
en etaleer mijn ziel gepolijst en geschuurd,
geharnast met air en elan, betaal ik met roem en tol
bedekt met brallerige taal gevoerde wol.
Ik ben altijd elders dan jij mij vindt,
immer opzoek naar het innerlijke kind.
Ik puzzel met woorden, beelden en grein.
Strijd met vuur en vlam en zonder pardon
niet voor wie ik ben maar voor wie ik wil zijn.
In mijn spiegel zie ik een ander en kopieer met carbon
en sta daarmee zelden in het licht van mijn zon.
Ik ben altijd elders dan jij mij vindt,
immer opzoek naar het innerlijke kind
Zon, in uw licht, is tijd noch duur,
geen beperking door grens of muur,
en kan ik zijn waar jij mij vindt
bij het omarmen mijn innerlijke kind.
Leonard Bouwhuis
Zinvinder | Januari 2020
Gedichtendag | 30 januari 2020
Poëzie verrast en verwondert, een gedicht raakt het hart en geeft kleur aan de dag.
Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
en dronk daarna te veel in de woestijn.
Dat was het einde, het begin kwam later.
Soms kort de tijd de afstand tot die pijn,
maar dan kan ik in treurnis vrolijk zijn,
zoals in ’t najaar ’t voorjaar herbegint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Ik stel geen prijs op wat wordt aangeprezen,
ik stel mij pas echt open als ik dicht,
hoe meer ik lees, hoe meer ik nog moet lezen,
al wat ik nader raakt steeds meer uit zicht,
hoe dichterbij, hoe verder weg het ligt,
ik zoek altijd wat anders dan ik vind,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Ik kan niet ernstig zijn dan door te spelen,
ik spreek de waarheid als ik me vergis,
niet bang alleen, maar eenzaam tussen velen,
vol doodsgedachten als er bruiloft is,
vol levensvreugde bij een dodenmis
en een verliezer ziende in wie wint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Prins, wat ik dicht, is als een oud verhaal,
dat nieuwer wordt, hoe meer ik het herhaal.
Ik ben de man die nooit iets nieuws verzint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Willem Wilmink
Uit: Mijn Middeleeuwen
Amsterdam: Bert Bakker, 1998.
In ‘Mijn middeleeuwen’ schrijft Wilmink over het gastenboek van Charles d’ Orléans.
Bezoekers moesten een ballade schrijven met de beginregel ‘Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water’. Daarna moesten nog meer van zulke tegengestelde regels komen. Dit is de ‘eigen’ versie van Wilmink.
Samen
Een schoenveter is los
Ik kijk om me heen
of er een verhoging is
Een paaltje of zoiets
Het bukken gaat niet meer
Ze vindt steun
bij mij en een verdeelkastje
en strikt snel
haar veter vast.
Verstoord Plaveisel
‘Dit komt niet meer goed’, is mijn eerste gedachte.
Een gevoel van radeloosheid maakt zich van mijn meester.
Mijn tangramskils lossen deze verstoring niet op.
De ooit zo strakke lijn is wreed verstoord en onherstelbaar.
Nergens vind ik berusting.
Maar het moet.
- 1
- 2
- …
- 5
- Volgende →