In memoriam
Dankjewel Jaap
Tijdens de bijna tien jaar dat wij het recreatieprogramma verzorgden op Camping Blaauw, was Jaap Postma een vast onderdeel van het aanbod aan activiteiten. De huifkartocht op dinsdagmiddag. De belangstelling voor het huifkartochtje door het Vegelinbos was altijd groot. De kar zat niet alleen vol met kinderen, ook volwassenen stapten graag in.
Jaap dwong respect af bij de kinderen en die keken tegen hem op. Het paard Raisa was net als Jaap, de vriendelijkheid zelve. Hoewel Jaap de kinderen soms anders deed geloven. Dan vroeg Jaap aan de kinderen hoe hij Raisa kon laten lopen. Nou, de kinderen wisten wel raad. De suggesties waren vooral tegen het paard schreeuwen. Of soms zelfs gillen. Raisa was hier totaal ongevoelig voor. Dus vroeg Jaap aan de kinderen of ze het paard moesten slaan. Dat vonden ze bijna allemaal een goed idee. Er werd druk geroepen en geschreeuwd: slaan, ja Jaap, slaan.
Maar altijd wist Jaap de kinderen te bedaren. ‘Dat moet toch wel anders kunnen’, zei hij dan. En dan was er altijd wel een paar kinderen die dat ook vonden. En als een konijn uit een hoge hoed, toverde Jaap een klein klikje met zijn tong tevoorschijn en ja hoor, Raisa kwam in beweging.
De monden vielen open van verbazing en dan zei Jaap steevast: ‘En we hadden het paard al bijna geslagen! Goed dat we dat niet gedaan hebben.’ Een wijze les die de kinderen, en ook ik, mij nog tot op heden is bijgebleven. Dankjewel Jaap. Dankjewel.
Jaap Postma is op 66 jarige leeftijd overleden op 13 november 2021
Ik zie je nog staan
Lieve Harry,
Ik zie je nog staan
Kijkend over het wad
Waar je eens liep
Moeizaam vooruitkomend
In goed gezelschap
Waar bracht het jou
Bracht het leven jou waarde
Het is niet aan ons om te bepalen
Maar kleuren slechts herinneringen
Moeizaam vooruitkomend
In goed gezelschap
Jij, jij was sterrenstof
Jij was goud waard
Je reis in ten einde
Je lichaam is terug in de aarde
Je geest is vrij.
Ter inspiratie | We are stardust
Gedicht ter na gedachtenis aan Harry Bouwhuis.
Voorgedragen bij de verstrooiing van zijn as op de voor hem zo geliefde plek aan de waddenkust van Friesland.
Myn pake oan ’t wurd
Myn pake hie in protte sprekwurden en siswizen yn syn holle.
Mijn grootvader had heel wat spreekwoorden en gezegden paraat.
- Wa komt is wolkom en wa net komt ek? Nee, dy bliuwe der mar, sei myn beppe dan.
- Wie komt is welkom en wie niet komt ook! Nee, die blijven maar weg, zei mijn beppe dan.
- Heale bakjes kofje ha wy net. We rekkenje hjir leaver per liif fol.
- Halve bakjes koffie hebben we niet. Wij rekenen liever per vol lijf.
- Yn alle gefallen is it net mooglik in neakene boer yn ‘e bûse te skieten.
- Hoe dan ook is het niet mogelijk om een naakte boer in zijn broekzak te schijten.
- As buorman boer de sleat net hekkelje wol, dan moatte se him de kont tarje.
- Als je buurman de sloot niet wil hekkelen, dan moeten ze zijn kont teren.
- Se, wa binne dat?
- Ze, wie zijn dat?
- Alle lytse bietsjes helpe, sei de boer, en hy skiet op syn eigen lân.
- Alle beetjes helpen, sprak de boer, en hij scheet op zijn eigen land.
- Mar gjin earmoed, dan de geit mar fuort.
- Geen armoede, dan de geit weg!
- As it brij reint, dan leit myn bued (Sint Nieksters foar board of panne) op ‘e kop.
- Als het pap regent, dan ligt mij bord op zijn kop.
- “As jo de sleat dimpe wolle, moatte jo soks net earst oan de kikkerts freegje.”
- Als je de sloot wil dempen, moet je dat niet eerst overleggen met de kikkers.
Opgetekend door Harry Bouwhuis (overleden op 19 april 2019)
Een restje Poema
Met mijn stofzuiger in de aanslag
het vlakke hulpstukje op de stofzuigermond geduwd,
nam ik de bank onderhanden.
Systematisch zuig ik van boven naar onderen,
verplaats de kussens
door ze een voor een op te schuiven.
Plotseling zuig ik een snorhaar de stofzuiger in.
Een restje Poema, onze trouwe pas overleden poes.
Hoeveel poes blijft er nog over in ons huis.
Ik mis haar.
Gedichtendag | 30 januari 2020
Poëzie verrast en verwondert, een gedicht raakt het hart en geeft kleur aan de dag.
Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
en dronk daarna te veel in de woestijn.
Dat was het einde, het begin kwam later.
Soms kort de tijd de afstand tot die pijn,
maar dan kan ik in treurnis vrolijk zijn,
zoals in ’t najaar ’t voorjaar herbegint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Ik stel geen prijs op wat wordt aangeprezen,
ik stel mij pas echt open als ik dicht,
hoe meer ik lees, hoe meer ik nog moet lezen,
al wat ik nader raakt steeds meer uit zicht,
hoe dichterbij, hoe verder weg het ligt,
ik zoek altijd wat anders dan ik vind,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Ik kan niet ernstig zijn dan door te spelen,
ik spreek de waarheid als ik me vergis,
niet bang alleen, maar eenzaam tussen velen,
vol doodsgedachten als er bruiloft is,
vol levensvreugde bij een dodenmis
en een verliezer ziende in wie wint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Prins, wat ik dicht, is als een oud verhaal,
dat nieuwer wordt, hoe meer ik het herhaal.
Ik ben de man die nooit iets nieuws verzint,
bij ’t ouder worden jonger dan als kind.
Willem Wilmink
Uit: Mijn Middeleeuwen
Amsterdam: Bert Bakker, 1998.
In ‘Mijn middeleeuwen’ schrijft Wilmink over het gastenboek van Charles d’ Orléans.
Bezoekers moesten een ballade schrijven met de beginregel ‘Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water’. Daarna moesten nog meer van zulke tegengestelde regels komen. Dit is de ‘eigen’ versie van Wilmink.
I.M. Jules Deelder
‘Je bent overal
in de ruimte
die je inneemt’
Justus Anton (Jules) Deelder, vaak ook publicerend onder de naam J.A. Deelder (Rotterdam, 24 november 1944 – aldaar, 19 december 2019) was een Nederlandse dichter, voordrachtskunstenaar of performer en schrijver.
Stervenspad | Gedichten
I
Niemand kent de weg van het stervenspad
Stukje ervan misschien
Het helpt deze te delen
Maar de weg moet jezelf gaan
II
Op de gang luiden vogeltjes de lente in
Binnen, op zijn kamer,
Ontworsteld het leven zich aan zijn mensenlijf
Zijn lente wordt hemels.
VII
Mijn moeder stond aan mijn wieg
En het is mijn moeder die nu op mij wacht
Nog een stap te gaan
En we zijn weer samen een.
IV
Het leven woont in hem
En doet wat het moet doen
Hij klimt omhoog en vangt een glimp op
Van wat komen gaat|
Het is geen vurig verlangen
Maar een gekoesterde wens.
V
Mijn ziel dwarrelt boven mijn
Door het bestaan geteisterde lijf
Nog even en het leven laat mij los|
Zodat ik op kan klimmen
Naar mijn zielsverwanten.
VI
Waar laat ik mijn lijf
Dat mij zolang heeft gedragen
Waar vind ik rust
Zonder mijn aardse huis
Op het stervenspad
Bepaalt het leven het tempo
En de ziel de bestemming.
VII
Sterven is meedogenloos
En laat zich niet mis lijden
Zielsrust is mij gegund
Pas nadat het leven is geweken.
Mijn woorden | Harry Bouwhuis
Mijn woorden
Wandelend langs de zee
heb ik in ’t zand geschreven
nam de wind de woorden mee
zijn ze met eb weggedreven
De wijsheid die ik schenk
wat is er van waarde
het nut van dat ik denk
water, vuur, lucht en aarde
De ritmisch zwaaiende lamp
van de vuurtoren ginder
de wijsheid is slechts damp
voor de eerlijke vinder
Starend over het wijde land
wetend wind voor of tegen
houd je humeur in stand
blijf lachen in de regen.
Harry Bouwhuis Ω | Dichter
Bundel | Dichten onder de regenboog
- 1
- 2
- Volgende →