Gedicht
Onze wegen zijn gekruist
Wij weten het als geen ander
Het leven gaat niet volgens een rechte lijn
Of met volle kracht vooruit
Na een storm
Kijken we achterom
Het leven is een reis
Met onbekende bestemmingen
Onze wegen zijn gekruist
Schuiven bij elkaar aan
En meanderen samen verder
Moedig voorwaarts
Is ons motto
Met doorzetten als kracht
Voorbij onszelf door de ander te zien
En te luisteren naar elkaars hart.
Waar jij mij vindt
Mijn ballade met de beginregel ‘Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water’.
Ik stierf van dorst in ’t zicht van stromend water
en laafde mij aan aandacht en vluchtige zelfzucht.
Mijn tijd bestond uitsluitend uit later.
Verzeilde meermalen in een absurde klucht.
Voor terugkijken was ik dubbel beducht.
Ik ben altijd elders dan jij mij vindt,
immer opzoek naar het innerlijke kind.
De ruimte die ik inneem is hoog ommuurd
maar daarbuiten acteer ik met glans een rol,
en etaleer mijn ziel gepolijst en geschuurd,
geharnast met air en elan, betaal ik met roem en tol
bedekt met brallerige taal gevoerde wol.
Ik ben altijd elders dan jij mij vindt,
immer opzoek naar het innerlijke kind.
Ik puzzel met woorden, beelden en grein.
Strijd met vuur en vlam en zonder pardon
niet voor wie ik ben maar voor wie ik wil zijn.
In mijn spiegel zie ik een ander en kopieer met carbon
en sta daarmee zelden in het licht van mijn zon.
Ik ben altijd elders dan jij mij vindt,
immer opzoek naar het innerlijke kind
Zon, in uw licht, is tijd noch duur,
geen beperking door grens of muur,
en kan ik zijn waar jij mij vindt
bij het omarmen mijn innerlijke kind.
Leonard Bouwhuis
Zinvinder | Januari 2020
Mijn woorden | Harry Bouwhuis
Mijn woorden
Wandelend langs de zee
heb ik in ’t zand geschreven
nam de wind de woorden mee
zijn ze met eb weggedreven
De wijsheid die ik schenk
wat is er van waarde
het nut van dat ik denk
water, vuur, lucht en aarde
De ritmisch zwaaiende lamp
van de vuurtoren ginder
de wijsheid is slechts damp
voor de eerlijke vinder
Starend over het wijde land
wetend wind voor of tegen
houd je humeur in stand
blijf lachen in de regen.
Harry Bouwhuis Ω | Dichter
Bundel | Dichten onder de regenboog
Het is wat het is
Zal toch wel een jaartje of veertien geweest zijn. Ik rookte al shag. Drum, op precies te zijn. Ik haalde de shag uit de vitrine die achter de bar stond in het café van mijn ouders. Zij wisten niet van mijn roken. Misschien hadden ze een vermoeden. Zou kunnen. Daar hield ik mij totaal niet mee bezig. Ik ging mijn eigen gang. Op een doordeweekse dag vertrokken we naar Sassenheim om een zus van mijn vader te bezoeken. Wij, mijn ouders en de drie jongste kinderen, waarvan ik de middelste ben. De oudste kinderen, drie in getal, bleven thuis of deden hun eigen ding.
Voor ons was Sassenheim vanuit Friesland, een lange reis. We reden met de Opel Kaptein, een auto uit onze taxistal die mijn vader annex het hotel, restaurant en café bestierde. De statige zwarte auto met een witte bies in de banden, werd gebruikt voor rouw- en trouwritjes, ziekenvervoer en losse ritjes om bijvoorbeeld dronken cafégasten naar huis te rijden. De achterbank was groot genoeg voor mijn zus, zusje en mijzelf. Mijn moeder zat voorin, naast mijn vader. Naar Amerikaans ontwerp, had de auto een voorbank en was het gebruik van veiligheidsriemen nog niet ingevoerd. Zo’n bank nodigt je uit om lekker tegen elkaar aan te kruipen. Maar daar waren mijn ouders niet van. Van elkaar aan kruipen moesten ze überhaupt niks hebben. Dat ze zes kinderen hadden gekregen mag een wonder worden genoemd.
Mijn tante Mia was getrouwd met oom Lieuwe, een broer van mijn vader. Ze werd al vroeg weduwvrouw en bleef achter met een stuk of vijf kinderen. Voor mij allemaal onbekenden evenals mijn tante Mia. Naar mijn oom Lieuwe ben ik vernoemd. Hij overleed ruim voor ik geboren werd. Dus hem heb ik nooit gekend.
Op de hoedenplank, lag een in papier gewikkelde fles limonade van een drankenhandel aan de Nieuwburen in Lemmer. Een broer en zijn twee zusters, ook wel ‘de Weeskes’ genoemd, dreven de drankenhandel. We reden over de Afsluitdijk naar Sassenheim. Het was behoorlijk mistig en het verkeer had hier duidelijk hinder van. De snelheid ging naar beneden en mijn moeder maande ons tot stilte zodat vader zich concentreren. We kwamen om een ons onduidelijke reden stil te staan. Mijn vader hield een behoorlijke afstand van de auto voor ons. Terwijl we geen idee hadden waarom het verkeer stil stond en wij maar wat in de mist zaten te staren, vloog een lijnbus op de achterste auto van de stilstaande file. De bus had de auto kennelijk geschampt want hij stoof ons even na de klap voorbij. De klap was enorm. Mijn vader kon de auto op tijd tot stilstand krijgen om een botsing met de voorligger te voorkomen. Maar de auto achter ons had zich inmiddels in de Opel Kaptein geboord.
Mijn zusjes bleven verschrikt in de auto zitten. Mijn vader en ik stapten resoluut naar buiten om de schade op te nemen. Plotseling begonnen mijn zusjes te huilen. De fles limonade was om onduidelijke redenen kapotgegaan. De stroop liep over de bekleding van de hoedenplank en de achterbank. De donkerrode limonade deed hen de schrik om het hart slaan. Mijn vader, de altijd zo beheerste man, vloekte het hoogste vloekwoord.
Een paar auto’s achter ons was een Volkswagen Kever bekneld geraakt tussen zijn voorligger en de auto achter hem. De bestuurder zat klem achter zijn stuur en maakte vreemde geluiden. Ik begon aan de deur te trekken om deze te openen. Maar tevergeefs. Samen met de omstanders sloeg ik op de ruiten om deze te breken en in de hoop alsnog de deur van binnenuit te kunnen openen. Maar wat we ook ondernamen, de ruiten hielden stand. Helemaal hyper stond ik daar te stuiteren van onmacht. Het eerste wat in mij opkwam was het draaien van een sigaret van mijn heimelijk meegenomen buidel shag.
Ik weet mij niets meer te herinneren van die dag. Of we nog naar Sassenheim zijn gereden of niet? Wel weet ik dat er geen woord meer over gesproken is. Over het ongeval niet en ook niet over mijn rookgedrag. Erover praten zou zeker geholpen hebben een en ander een plek te geven. Maar waarom erover praten als je er toch niets meer aan kunt veranderen. Het verstand was kennelijk aan het woord. De berekening, de angst, de trots, de voorzichtigheid en de ervaring kleineerden alle aandacht voor elkaar. Het was kennelijk wat het was. Ik trok mijn conclusie: ‘Ik weet en blijf wie ik ben. Ik deal er mee’.
Later las ik in de krant dat er een dode was gevallen tijdens de kettingbotsing die had plaatsgevonden op de Afsluitdijk die dag. Ook werd duidelijk dat er enkele honderden meters voor ons er tevens een kettingbotsing had plaatsgevonden. Ik ben niet lang daarna een EHBO-cursus gaan volgen en verleende vervolgens vrijwillig medewerking aan EHBO-oefeningen als Lotus slachtoffer. Ik was de jongste deelnemer ooit.
Gedicht ‘Het is wat het is’ over de liefde van de Oostenrijkse dichter Erich Fried (1921-1988), in een vertaling van Remco Campert.
Het is wat het is
Het is onzin
zegt het verstand
Het is wat het is
zegt de liefde
Het is ongeluk
zegt de berekening
Het is alleen maar verdriet
zegt de angst
Het is uitzichtloos
zegt het inzicht
Het is wat het is
zegt de liefde
Het is belachelijk
zegt de trots
Het is lichtzinnigheid
zegt de voorzichtigheid
Het is onmogelijk
zegt de ervaring
Het is wat het is
zegt de liefde