Tjeukemeer
Kort verhaal, lekker sterk!
Dit is zo’n verhaal dat ooit tot een eind zou moeten komen maar nooit kwam. Dus is het verhaal door overlevering, door het door te vertellen, een eigen leven gaan leiden. De ene versie nog mooier dan de andere. Hoe dan ook is het een verhaal dat het vertellen waard is. Van wal dus.
Aan het Westeinde woonden drie ooms. Elk met een eigen bedrijf. De een met melkkoeien en varkens, de ander met melkvee en een levendige paardenhandel en tot slot een oom die als keuterboer van een kleine melkveestapel moest rondkomen en zijn inkomsten moest aanvullen met loondienst. Ze hadden ieder hun eigen tractor. Peet, de boer met de varkens, bestierde zijn land met een Mc Cormick. Een ‘rode duivel’ die, volgens zijn zeggen, hem nooit in de steek liet. De van oorsprong Amerikaanse tractor deed het goed in Nederland. Piet, de boer met de levendige paardenhandel, reed op een Deutz-Fahr. De Deutz-Allis was de Amerikaanse versie en is alleen in de VS met een rode kleur uitgevoerd in plaats van het lichtgroen van Deutz-Fahr. En daar komt de freule ten tonele: de Allis Chalmers. Een eerder oranjekleurig model met een petroleummotor (PA). Uniek, maar vooral betaalbaar. Want benzine was duur in die tijd. Lubbert, mijn derde oom, had een Massey Ferguson, een Amerikaans tractormerk. De Massey Ferguson was rood van kleur. Daarnaast stalde of weide mijn oom Lubbert verschillende paarden.
Nu alle spelers bekend zijn begint het verhaal. De onderlinge rivaliteit liep bij tijden hoog op. Wie had de sterkste tractor, welke tractor kon het zware werk het best aan en welke tractor had de meeste toepassingsmogelijkheden. In grote lijnen ontliepen de merken elkaar niet. Behalve de Allis Chalmers, dat was een buitenbeentje. Van trekkracht was nauwelijks sprake. Hoewel er van paardenkracht (PK) wordt gesproken om de trekkracht van een tractor te duiden, kwam de Allis Chalmers niet verder kan kippenkracht. De Allis Chalmers was er meer voor het stilstaande werk zoals het pompen van water uit een sloot of het aandrijven van de mobiele melkstal. Mijn oom slingerde de Allis Chalmers ’s ochtends vroeg aan om hem daarna de rest van de dag te laten ronken. Het was een dagelijks terugkerende ochtendgymnastiek of ‘workout’ om de tractor aan de praat te krijgen. Maar als de ‘freule’ liep, was het klaar voor de rest van de dag. De zonen van oom Piet noemden hun oude besje ‘de freule’. Ze behandelden haar met veel egards. En je moest er geen grap over maken, want dan was het hommeles. Mijn broer Harry, die veel met zijn neven optrok op het boerenbedrijf van zijn oom, had ook een zwak voor de Allis Chalmers. Hij sprak daar vaak over. Stinkend naar mest kwam hij dan thuis om zijn avontuur met de freule uit de doeken te doen. Meestal kwam hij niet ver met zijn verhaal omdat mijn moeder hem eerst naar het washok verbande. Ik had geen idee wat nu precies de naam was van de tractor. Tot ik onlangs tijdens een fietstocht in de buurt van Heino een kilometerlange stoet aan tractors tegemoet reed. Daar las ik de naam Allis Chalmers. Met een galante sprong, zette ik de fiets aan de kant om een foto te maken.
Eens per jaar kon mijn oom Peet het gras gaan maaien aan de uiterste rand van het Tjeukemeer. Het grasland werd de Wiel genoemd. Een drassig stuk land dat maar een paar weken geschikt was om te bewerken. Zeer de moeite waard, want het gras was mals. Als het werk klaar was, gingen we met de familie een dag mee. Op een boerenkar geladen met brood, beleg, koffie voor de ouderen en een melkbus vol limonade voor de jeugd. Voor mijn ouders, ooms en tantes werden er grote kleden op het grasland aan de oever van het meer uitgespreid. De neefjes en nichtjes zochten hun vertier in het ondiepe water. Tegen de schemering ging de hele familie met tractors en boerenwagens weer terug naar de boerderij. Althans dat was de bedoeling.
Oom Peet manoeuvreerde de Mc Cormick met de kar richting de boerderij en raakte vast in het drassige land. Oom Piet sprong op en riep: ‘Ik haal mijn Deutz wel even!’ En ruim een uur verder reed hij op zijn groene alleskunner het weiland in. De Deutz werd voor de Mc Cormick geplaatst en met een touw aan elkaar verbonden. De trekkracht van de Deutz zou onze redding worden. Het was inmiddels al behoorlijk schemerig. Beide trekkers zetten met loeiende motoren al hun pk’s in en raakten beide vast. Oom Lubbert zag ‘het zwerk al drijven’. ‘Ik haal de Massey Ferguson.’ ‘Dan haal ik de Allis Chalmers!’, brulde de zoon van oom Piet. Nog geen half uur later stonden de vier tractoren in slagorde achter elkaar. De Allis Chalmers voorop. De trekkertrek kon beginnen!
De meeste familieleden hadden inmiddels de arena verlaten. De zon was ondergegaan en het schamele licht van de tractoren gaf het spektakel eerder een sinistere sfeer dan die van een krachtmeting tussen de rivaliserende ooms met hun tractoren. De motor van de oude freule sloeg af. Het aanslingeren van het oude besje zou een flinke aanslag op oom Piet plegen. Om de trekker met mankracht van zijn eerste positie te krijgen was geen optie. Iedereen keek teleurgesteld naar de tot de wielnaven in de grond gezakte tractoren. De competitie eindigde in een remise.
Toen stapte oom Lubbers de arena in met aan zijn hand een Belgisch trekpaard. Oom Lubbert had zijn troef zorgvuldig buiten zicht gelaten en zag zijn kans nu voor eens en voor altijd, de onderlinge rivaliteit te beslechten. Er werd eerst gegniffeld en de ooms porden elkaar in de zij. Zo van: kijk hem daar met zijn knol. Maar oom Lubbert spande de Belg zorgvuldig en onverstoorbaar voor de vier tractoren. De Belg wist niet wat haar te wachten stond en bewoog zenuwachtig haar gecoupeerde staartje. Het gegniffel verstomde en de spanning steeg. Oom Lubbert sprak de Belg toe door het paard in het oor te fluisteren. De oren spitsten en de spieren spanden aan. Het begrip paardenfluisteraar was geboren. De Belg zette zich schrap, de kop boog en het gewicht van het paard deed de touwen spannen. Langzaam maar zeker kwam er beweging in de stoet tractoren. Het paard maakte een eerste stap en de tractoren kwamen omhoog. In allerijl werden de kuilen in de grond geslecht en kwam de hele rij in beweging. De Belg kreeg er plezier in. Zeker toen oom Lubbert nog eens in zijn oor had gefluisterd. Nog geen tien minuten laten stonden de tractoren weer op het droge grasland daar aan de Wiel. De zoon van oom Piet was inmiddels op de Allis Chalmers gesprongen en had de freule aan de praat gekregen waardoor het leek of zij samen met de Belg de klus had geklaard.
Opgetogen reden de ooms met de nog aanwezige familie naar huis. Wat een dag was het geworden. Een dag met een apocalyptisch slot waar nog jaren over gesproken werd. Oom Lubbert kreeg de heldenrol toebedeeld. Samen met zijn Belg zal hij tot lang na zijn dood worden geroemd.
Met dank aan mijn broer Harry die zijn liefde voor de Allis Chalmers altijd is blijven verkondigen.